Verzamelnaam
De afkorting van supraventriculaire tachycardie is SVT. Het is een verzamelnaam voor ritmestoornissen die ontstaan op plekken in het hart boven de ventrikels (kamers). Over het algemeen beginnen de ritmestoornissen in de boezems of in de AV- knoop. Tachycardie betekent dat het gaat om ritmestoornissen waarbij de hartslag in rust boven de 100x per minuut gaat. De circulatie is hierbij, bij een normaal hart, niet levensbedreigend, maar vervelend is het soms wel.
Zoals eerder genoemd is SVT een verzamelnaam voor enkele ritmestoornissen. Ritmestoornissen die hieronder vallen zijn:
- Sinustachycardie
- Boezemfibrilleren/ atrium fibrilleren (AF)
- Atriale flutter
- Atriale tachycardie
- AVNRT
- Wolff- Parkinson- White syndroom
Als SVT’s acuut ontstaan, kan er soms door middel van vagale manoeuvres geprobeerd worden om de ritmestoornis te verhelpen. Dan kan er gekeken worden of het overgaat door bijvoorbeeld te hoesten, hard op de hand te blazen, adem in te houden, persen, blazen op een spuitje, drukken op 1 van de halsslagaders, oogbol- massage etc. De arts zal kijken wat de meeste kans van slagen heeft en welke behandeling toegepast zal moeten worden.
Normale hartslag / sinusritme
Om de andere ritmestoornissen uit te kunnen leggen, is het belangrijk om eerst de normale hartslag uit te leggen. Normaal zorgt de sinusknoop voor de elektrische signaaltjes (prikkels). De sinusknoop zit op de rechterboezem. De sinusknoop geeft allemaal prikkels af. De prikkel gaat zich verspreiden over de boezems.
Om de elektrische signaaltjes door te kunnen geven aan de (volgende) hartspiercellen, moet er een proces plaatsvinden. Normaal zijn de hartspiercellen in rust negatief geladen ten opzichte van de buitenkant van de cel. Als er een elektrisch stroompje/ signaaltje een cel bereikt, zullen onder andere natrium, kalium en calcium verplaatsen. Daardoor wordt de cel positief geladen ten opzichte van de buitenkant van de cel. Hierdoor kan de cel uiteindelijk samentrekken. Een beetje een ingewikkeld verhaal, maar het gaat erom dat de elektrische lading van de cel van negatief naar positief gaat, zodat de cel kan samentrekken en er een hartslag kan ontstaan waarbij bloed weggepompt wordt. Daarna gaan kalium, natrium en calcium weer terug naar hun oorspronkelijke plek en wordt de cel aan de binnenkant weer negatief geladen.
Zoals hierboven beschreven staat, geeft de sinusknoop elektrische signaaltjes af aan de boezems. De signaaltjes verspreiden zich over de boezems en komen vervolgens bij de AV- knoop aan. De AV- knoop zit in het harttussenschot op de grens van de boezems en de kamers. De AV- knoop zorgt ervoor dat de prikkels even vastgehouden worden, zodat de kamers zich kunnen vullen met bloed. Daarna verspreidt de AV- knoop de elektrische signaaltjes over de kamers. Om dit voor elkaar te krijgen gaan de prikkels via de bundel van His, de bundeltakken en de Purkinjevezels. De boezems trekken dus iets eerder samen dan de kamers. De kamers trekken vlak daarna samen en pompen het bloed richting de longen en naar de rest van het lichaam. Over het algemeen is de hartslag bij volwassenen tussen de 60 en 100 slagen per minuut. Als je inspanning levert, loopt de hartslag op. Dit komt doordat de sinusknoop dan meer signaaltjes vuurt. In rust zakt de hartslag en zal de sinusknoop dus minder signaaltjes afgeven. Die aanpassingen zijn nodig om ervoor te zorgen dat het lichaam voldoende zuurstof en voedingsstoffen krijgt als je sport. Je gebruikt dan veel meer zuurstof dan dat je in rust verbruikt.
Met een hartfilmpje kan de dokter zien wat het hart doet en of er sprake is van een ritmestoornis. Het hartfilmpje registreert namelijk de elektrische activiteit van het hart. Op een hartfilmpje kan de arts onder andere zien of de elektrische signaaltjes van het hart vanuit de juiste plek (sinusknoop) komen en/ of er sprake is van een ritmestoornis. Er is een golfje dat laat zien dat de elektrische signaaltjes van de sinusknoop naar de atria/ boezems wordt doorgegeven. Dit wordt ook wel de P- top genoemd. Daarna heb je het QRS- complex. Die gaat meestal wat naar beneden, dan weer omhoog en dan weer naar beneden. Die laat zien dat de kamers samentrekken. Tot slot is er nog een golfje zichtbaar: de T- top. Dit laat zien dat de kamers zich weer ontspannen. De arts kan natuurlijk nog veel meer zien aan het hartfilmpje. Een normale hartslag wordt ook wel een sinusritme genoemd. De reden hiervan is dat de hartslag vanuit de sinusknoop ontstaat en een normale snelheid (60-100x per minuut) heeft in rust.
Sinustachycardie
Sinustachycardie is eigenlijk een normale hartslag, maar je hartslag gaat alleen wat te snel. Tachycardie betekent dat de hartslag >100x per minuut gaat in rust. De elektrische signaaltjes ontstaan wel vanuit de sinusknoop, maar de signaaltjes worden alleen wat te snel afgevuurd. Dit kan onder andere ontstaan als je pijn hebt, je koorts hebt of ergens een ontsteking hebt. Voor de arts kan het een teken zijn om even verder te kijken en je nog wat meer te onderzoeken. Zelf kan het zijn dat je voelt dat je hartslag wat sneller gaat dan anders, maar het kan ook zijn dat je het helemaal niet merkt.
Atriumfibrilleren / boezemfibrilleren
Deze ritmestoornis komt bij heel veel mensen voor. Het kan op latere leeftijd ontstaan. Zo’n 10% van de mensen boven de 70 jaar heeft hiermee te maken. Zo’n 18% van de 85- plussers heeft hier last van. Daarnaast komt het na een hartoperatie veel voor. Ongeveer 2/3e van de patiënten die geopereerd is aan het hart, krijgt er in meer of mindere mate mee te maken. Normaal gesproken komen de elektrische signaaltjes vanuit de sinusknoop. In dit geval gaan de hartspiercellen van de boezems zelf maar wat doen. Ze gaan allerlei signaaltjes afgeven vanaf allemaal verschillende plekken van de boezems. Dit kan oplopen tot zo’n 600 signaaltjes per minuut. Normaal gesproken zou de AV- knoop alle signaaltjes doorgeven, maar doordat het er zoveel zijn, kan slechts een deel worden doorgegeven. De signaaltjes komen van verschillende plekken en doen er soms wat langer en soms wat korter over om de AV- knoop te bereiken. Daardoor gaat het hartritme onregelmatig. De prikkels die wel door de AV- knoop gelaten worden, zorgen er vervolgens voor dat de kamers samentrekken. De kamers zullen dus veel sneller samentrekken dan anders. Daarnaast zullen de boezems juist een soort fladderen. Die knijpen niet effectief samen. Hierdoor wordt zo’n 10-20% van het bloed niet naar de kamers toe gepompt, waardoor er ook minder bloed naar de rest van het lichaam gepompt kan worden. Het bloed dat in de boezems achterblijft, kan gaan stollen, want bloed dat niet in beweging is, wordt hard/ stolt. Dat is tevens gelijk een gevaar van deze ritmestoornis.
Bij boezemfibrilleren merken mensen meestal op dat zij een onregelmatige hartslag hebben/ dat het hartritme van slag is. Sommigen merken dat het hart echt op hol slaat. Anderen voelen het hart “bonken,” men kan gaan zweten, zich vermoeid voelen, duizelig zijn, kortademig zijn of een beklemmend gevoel op de borst hebben. Lang niet iedereen heeft evenveel symptomen. Sommigen voelen zich wat onprettig en anderen voelen zich erg naar.
De huisarts of de cardioloog zal in ieder geval een hartfilmpje willen maken. Hierop zal te zien zijn dat het hartritme onregelmatig gaat en daarnaast zal er geen P- top te zien zijn. De P- top laat normaal gesproken zien dat de elektrische signaaltjes vanuit de sinusknoop over de boezems verplaatsen, waardoor de boezems samentrekken. In dit geval komen de elektrische signaaltjes niet vanuit de sinusknoop en dus zal de P- top afwezig zijn. Daarnaast kan de arts een echo, holteronderzoek (registratie van het hartritme over een langere periode) en/ of een inspanningstest willen doen.
Boezemfibrilleren kan het gevolg zijn van een hoge bloeddruk, diabetes (suikerziekte), een te snel werkende schildklier, een ontsteking of door problemen met het hart. Bijvoorbeeld na een hartinfarct, bij hartfalen, bij een hartspierziekte, hartklepprobleem of een aangeboren hartafwijking. Tevens komt het veel voor na een hartoperatie. Boezemfibrilleren is niet gelijk gevaarlijk, maar het hart heeft het wel wat moeilijker dan normaal. In het ergste geval kan er een bloedpropje geschoten worden naar de hersenen (herseninfarct). Dit kan komen doordat er een bloedstolsel in de boezems ontstaat. De boezems trekken niet zo goed samen als anders, waardoor het bloed kan klonteren. Hierdoor is het risico op het krijgen van een herseninfarct groter. Daarnaast kan bij langdurig boezemfibrilleren de pompfunctie van het hart achteruitgaan en hartfalen ontstaan/ verergeren.
Als je boezemfibrilleren hebt, kunnen er medicijnen gegeven worden om het hartritme wat te vertragen en de ritmestoornissen te onderdrukken (bètablokkers). Daarnaast zullen er bloedverdunners gegeven worden om de kans op het schieten van bloedpropjes te verkleinen. Als medicatie niet of onvoldoende werkt, kan er een infuus gegeven worden met medicatie. Als ook dat niet werkt, kan een cardioversie noodzakelijk zijn of zal er een ablatie plaats moeten vinden. Daarnaast zal de arts de oorzaak willen wegnemen. Als de ritmestoornis bijvoorbeeld ontstaat als gevolg van een ontsteking, moet de ontsteking zo snel mogelijk verholpen worden, want dan zal de ritmestoornis ook uit blijven.
Atriale flutter
Bij een atriale flutter trekken de boezems van het hart erg snel samen. Het lijkt wel een beetje op boezemfibrilleren, maar bij een boezemflutter is er sprake van een regelmatig (maar wel snel) ritme en bij boezemfibrilleren is er sprake van een chaotisch en onregelmatig ritme. De boezems kunnen tot wel 300-350x per minuut samentrekken. De AV- knoop laat bij een normaal ritme alle elektrische prikkels doorgaan van de boezems naar de kamers, maar bij een boezemflutter laat het meestal maar de helft van de prikkels door. Daarom zie je vaak een hartslag van rond de 150x per minuut. Of soms laat de AV- knoop zelfs nog wat minder prikkels door. Boezemflutter en boezemfibrilleren kunnen in elkaar overgaan.
De oorzaak is vaak wat onduidelijk. Het kan ontstaan na een hartinfarct of een hartoperatie. Het kan ook voorkomen bij een aangeboren hartafwijking, een schildklieraandoening, longziekte, overgewicht, slaap-apneu syndroom of een hoge bloeddruk. Als je boezemflutter hebt, kan je last hebben van vermoeidheid, druk op de borst, hartkloppingen, duizeligheid, kortademigheid en/ of plotseling buiten bewustzijn raken.
Een atriale flutter kan voor de patiënt vervelend zijn. Je kan sneller moe worden en inspanning leveren zal wat moelijker gaan. Dit komt doordat het hart niet zo effectief kan pompen als normaal. Daarnaast wordt er minder bloed vanuit de boezems naar de kamers gepompt, waardoor er ook minder bloed naar de rest van het lichaam kan gaan. Daarnaast kan er een stolsel ontstaan in de boezem, doordat het bloed wat meer stil staat dan anders. Als deze wegschiet, kan het voor een herseninfarct of een hartinfarct zorgen. Verder kan het zorgen voor verergering van hartfalen of cardiomyopathie (hartspierziekte).
De arts zal in ieder geval een hartfilmpje (ECG) willen laten maken. Hiermee kan het hartritme in kaart gebracht worden en kan de arts zien wat voor ritmestoornis het is en hoe snel de hartslag is. Onder andere kenmerkend voor deze ritmestoornis is een “zaagtand- patroon.” Soms wil de arts een holteronderzoek. Hierbij wordt het hartritme over een langere periode vastgelegd (24 uur/ 48 uur etc.). Daarnaast zal er in de meeste gevallen ook een echo van het hart gemaakt worden om te kijken wat de eventuele oorzaak kan zijn.
De behandeling hangt af van de snelheid van het hartritme, in welke mate je klachten hebt, hoe vaak de boezem voorkomt en de leeftijd. Er kunnen medicijnen gegeven worden om de hartslag wat te onderdrukken, zodat de hartritmestoornis wegblijft. Daarnaast zal de arts vaak antistollingsmedicatie geven om het risico op het schieten van een stolsel te verkleinen. Als de medicatie onvoldoende helpt, kan het noodzakelijk zijn om een cardioversie of ablatie uit te voeren.

Atriale tachycardie
Bij deze ritmestoornis is de hartslag regelmatig, maar veel sneller dan normaal. De hartslag kan stijgen naar 100-200 slagen per minuut. Het ontstaat vaak plotseling en kan minuten of uren aanhouden. Een normale hartslag gaat tussen de 60-100x per minuut. De sinusknoop zorgt voor dit ritme door elektrische signaaltjes in die snelheid af te geven aan de boezems. Bij atriale tachycardie maken de boezems zelf prikkels aan die sneller gaan dan de sinusknoop. Dit kan doordat een ander groepje cellen in de boezems de prikkels afgeeft of doordat er prikkels rondcirkelen op een plek in de boezems. De prikkels die door de boezems zelf gemaakt worden, overheersen de sinusknoop. Hierdoor kan er een snellere hartslag dan normaal ontstaan. De hartslag gaat meer dan 100x per minuut (= tachycardie). En de prikkels worden gemaakt door de boezems (atria).
Het kan ontstaan door een hoge bloeddruk die onbehandeld is gebleven, door zuurstoftekort van de hartspier, hartfalen, een infectie of een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie). Je kan last krijgen van hartkloppingen, duizeligheid of flauwvallen. Daarnaast kan je erg gaan zweten, je niet lekker voelen of druk op de borst ervaren.
De arts zal in ieder geval een hartfilmpje (ECG) willen maken. Daarnaast kan het zijn dat de arts een holteronderzoek wil of een Event recorder (beiden om het hartritme over een langere tijd te kunnen vastleggen). Ook kan het zijn dat de arts elektrofysiologisch onderzoek wil verrichten om te zien op welke plek in het hart de ritmestoornissen ontstaan.
Als een aanval plotseling ontstaat, kan het soms verholpen worden door het prikkelen van een bepaalde zenuw. Hier zal de arts meer informatie over geven. Daarnaast kunnen medicijnen gegeven worden om de ritmestoornis in het vervolg te voorkomen. Als er regelmatig of hevige aanvallen plaatsvinden, moet er behandeling in het ziekenhuis plaatsvinden. Er kunnen medicijnen via het infuus gegeven worden in de hoop dat de ritmestoornis verdwijnt of er moet een cardioversie gedaan worden. Hierbij wordt er een schok gegeven aan het hart. Soms kan een ablatie uitkomst bieden.
De ritmestoornis is in principe onschuldig, maar als het langdurig aanhoudt, kan het wel voor problemen zorgen. Zo kan er een stolsel in de boezem ontstaan, waardoor er een (long) embolie, hartinfarct of een hersenberoerte kan ontstaan. Om dit risico te verkleinen, zal de arts antistollingsmedicatie geven. Hierdoor kunnen er geen/ minder stolsels vormen, waardoor het risico beperkt wordt. Er kan hartfalen ontstaan, met name als het hart al beschadigd is door een aandoening aan 1 van de hartkleppen of na een hartinfarct. Er is een hoger risico op het ontstaan van boezemfibrilleren en/ of het ontwikkelen van een hartspierziekte (cardiomyopathie).
ANVRT
AVRNT staat voor Atrio- Ventriculaire Nodale Re-entry Tachycardie. Het is een ritmestoornis die vrij veel voorkomt. De ritmestoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en begint meestal rond je 20e levensjaar. Bij deze ritmestoornis gaat de hartslag snel, maar wel regelmatig. De ritmestoornis begint in en voor de AV- knoop. De AV- knoop zit op de overgang van de boezems naar de kamers. Normaal gesproken worden de elektrische prikkels vanaf de sinusknoop aan de boezems gegeven. De prikkels van de boezems komen vervolgens bij de AV- knoop aan, waar ze even worden vastgehouden en vanuit de AV- knoop leggen de prikkels een weg af, zodat de kamers uiteindelijk kunnen samentrekken. Er is sprake van een AVRNT als er een prikkel aankomt bij de AV- knoop en de prikkel continu blijft rondgaan. Dit wordt ook wel re- entry genoemd. Dit kan plaatsvinden doordat er in de AV- knoop een langzaam en een snel pad is. Je kan het eigenlijk vergelijken met een soort rotonde. De prikkels blijven nu alleen er steeds in ronddraaien. De prikkels gaan van de boezems naar de kamers en weer terug. De boezems en de kamers trekken snel, maar ook tegelijk samen. Het is geen levensbedreigende ritmestoornis, maar wel erg vervelend.
Men maakt onderscheid in typisch en atypisch AVNRT. Bij typisch AVNRT loopt de elektrische prikkel via het langzame pad van de boezems naar de kamers en gaat het via het snelle pad terug naar de boezems. Dit komt bij 85-90% van de gevallen voor. Bij atypisch AVRNT loopt de elektrische prikkel van het snelle pad naar de kamers en keert het via het langzame pad terug naar de boezems.
De oorzaak ontstaat door problemen in en rond de AV- knoop. De factoren die de kans op de ritmestoornis vergroten zijn:
- Ouderdom
- Een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie)
- Een hartinfarct
- Hartspierziekte (cardiomyopathie)
- Hartfalen
- Een aangeboren hartafwijking
- Een hartoperatie
- Het gebruik van alcohol, drugs of tabak
De ritmestoornis ontstaat plotseling en kan soms ook ineens weer verdwenen zijn. Sommigen hebben meerder aanvallen per dag en anderen hebben het soms slechts 1x per jaar. Je kan last hebben van hartkloppingen en een snelle/ zwakke polsslag. Soms kun je er duizelig bij worden of zelfs flauwvallen. Daarnaast kan je wat moeite hebben met ademen/ benauwd worden of soms pijn op de borst ervaren.
De arts zal in ieder geval een hartfilmpje willen laten maken om te kijken wat voor ritmestoornis er is en hoe snel de ritmestoornis gaat. Daarnaast kan het zijn dat er elektrofysiologisch onderzoek plaats moet vinden om te kijken of er inderdaad sprake is van een AVRNT. De ritmestoornis kan vanzelf overgaan, maar soms lukt dit niet. Dan kan er gekeken worden of het overgaat door te hoesten, hard op de hand te blazen, adem in te houden, persen, blazen op een spuitje, drukken op 1 van de halsslagaders, oogbol- massage etc. Dit worden ook wel de vagale manoeuvres genoemd. Als het niet lukt of het komt regelmatig terug, kunnen de artsen medicatie geven om de prikkels via de AV- knoop te vertragen. AVRNT is definitief te verhelpen door middel van een ablatie. Hierbij wordt het langzame pad uitgeschakeld. Er is een risico dat de 2e bundel ook geraakt wordt. Dan is er een pacemaker nodig, omdat er dan sprake is van een totaal AV- blok. De kamers ontvangen dan geen prikkels meer van de boezems, maar gaan zelf in een trager ritme samentrekken. Toch wordt er dan wel een pacemaker geïmplanteerd, omdat het wel gevaarlijk is als de hartslag zo traag gaat en er bijna geen escape meer is. Dit gebeurt bij minder dan 1%, maar is wel een risico bij deze ingreep.